Romeinse zegetocht

Op de tentoonstelling van de Brusselse kunstenaarsvereniging Les Vingt in februari 1891, exposeerde Ensor acht schilderijen, zes tekeningen en diverse etsen, waaronder de prent "Romeinse zegetocht". In een brief van 5 januari 1891 aan Valère-Gille, directeur van het tijdschrift La Jeune Belgique, ging Ensor uitgebreid in op een grote ets die hij juist aan het maken was van een Romeinse zegetocht. Omstandig vertelt hij welke soorten dieren meegevoerd worden: leeuwen, tijgers, olifanten, dromedarissen, eenhoorns en koppige bokken. Verder geeft hij enkele voorbeelden van wie er allemaal meeliepen in de massa: vreemdsoortig uitgedoste mannen, groteske muzikanten en Indianen op struisvogels. Op 31 januari 1891 schreef hij Valère-Gille opnieuw en deelde hem mee dat zijn grote ets van een Romeinse zegetocht niet geslaagd was en dat hij een kleine versie van de tekening en de ets naar de tentoonstelling van Les Vingt had ingestuurd. Op de ets herkennen we enkele van de door hem opgesomde manschappen, o.a. de olifanten met hun berijders en de Indianen op hun struisvogels. Op de voorgrond is een gladiator te zien, voorafgegaan en gevolgd door cavaleristen, muzikanten en marketentsters. In het landschap zien we allerlei Romeinse bouwwerken zoals triomfbogen en kleine aquaducten. Zoals gezegd is de ets gebaseerd op de gelijknamige tekening (Brussel, Koninklijke Bibliotheek Albert I, inv. S II 29334).