Deze gearchiveerde website ‘James Ensor. Een online museum.’ wordt tijdelijk niet meer geactualiseerd. Bepaalde functionaliteiten (vb. gericht zoeken in de collectie) zijn hierdoor mogelijk niet meer beschikbaar. Nieuwsupdates over James Ensor verschijnen voortaan op vlaamsekunstcollectie.be. Vragen over deze website? Neem contact op via info@vlaamsekunstcollectie.be.

Museum Plantin-Moretus/Prentenkabinet

Gevel Museum Plantin-Moretus/Prentenkabinet

Met zijn rijke grafische collectie behoort het Prentenkabinet van het Museum Plantin-Moretus tot de vijftig belangrijkste ter wereld. Toch is het een relatief jonge kunstinstelling die pas in 1939 opende. De voorgeschiedenis van het Prentenkabinet is nauw verbonden met het Museum Plantin-Moretus, waar de basis van de collectie werd gelegd.

De ontstaansgeschiedenis van het Prentenkabinet gaat terug tot Max Rooses, eerste conservator van het Museum Plantin-Moretus dat geopend werd in 1877. Rooses was een specialist op het vlak van de geschiedenis van de Antwerpse Schilderschool en de oude meesters die de artistieke bloei van de grafische kunst in Antwerpen in de 16e en 17e eeuw bepaalden. Met het verwerven van prenten en ontwerptekeningen die gebruikt werden als boekillustraties, was er aanvankelijk nog een duidelijk verband tussen het aankoopbeleid van het museum en de drukkersactiviteiten van de Officina Plantiniana. Max Rooses beperkte zich echter niet tot deze koppeling met het erfgoed van het beroemde drukkershuis, maar ijverde stap voor stap voor de uitbouw van een autonome grafische collectie.

Vanuit zijn grote belangstelling voor de prentkunst - Rooses was een gedreven verzamelaar van oude en moderne prenten en tekeningen - legde hij de grondslag voor de grafische collectie van het latere Prentenkabinet. De eerste belangrijke aankoop die Max Rooses in 1875 realiseerde, was de omvangrijke grafische collectie van Edouard ter Bruggen die 2.965 prenten telde van een vierhonderdtal Antwerpse graveurs. Het door de Stad Antwerpen aangekochte en tot museum ingerichte huis van Plantin-Moretus aan de Vrijdagmarkt, werd de "voorlopige" bewaarplaats voor deze verzameling.

Max Rooses profileerde zich ook als een genereuze mecenas voor zijn eigen instelling. In 1905 schonk hij uit zijn persoonlijke verzameling een 150-tal waardevolle tekeningen van oude meesters als Anthony Van Dyck, Jacob Jordaens I, Joris Hoefnagel, Hans Bol, naast moderne werken van onder anderen Henri Leys en Henri De Braeckeleer. In 1913 volgde een andere grote schenking met meestertekeningen van Peter Paul Rubens, van Dyck, Jordaens en anderen. Typerend voor Max Rooses was dat zijn mecenaat in alle discretie gebeurde zonder officiële overdracht aan het stadsbestuur of persberichten.

De visie van Max Rooses op het verzamelbeleid zou van blijvend belang zijn bij de ontwikkeling van de collectie. Rooses koos voor een gerichte afbakening en legde zich toe op het verwerven van prenten en tekeningen van meesters van de Antwerpse School, aanvankelijk geconcentreerd op de 16e en 17e eeuw, maar al snel uitgebreid met de 18e en 19e eeuw, en ook de 20e eeuw. Die Antwerpse oriëntatie werd nooit eng geïnterpreteerd door het hanteren van ruime criteria: kunstenaars geboren of opgeleid in Antwerpen kwamen vanzelfsprekend in aanmerking, maar ook wie lid was van het Sint-Lukasgilde, banden had met de Antwerpse Schilderschool, of zijn atelier vestigde in de stad, werd opgenomen. Die afbakening werd door de opvolgers van Rooses gerespecteerd en is tot vandaag de basis van het verzamelbeleid van het Prentenkabinet.

De groei van de grafiekverzameling van het Museum Plantin-Moretus werd in die eerste periode gerealiseerd via drie sporen: gerichte aankopen, schenkingen en het verwerven van nalatenschappen. Enkele voorbeelden zijn interessant om te vermelden. In 1878 liet de Antwerpse graveur en prentenhandelaar Jozef Linnig zijn collectie na aan de Stad Antwerpen. De verzameling van Constant Cap, met vooral werk van grafische kunstenaars uit de 19e eeuw, werd in 1915 aangekocht. De collectie Clement van Cauwenberghs, die een tweehonderdtal tekeningen van oude meesters telde, was een van de laatste privéverzamelingen in België en werd pas na lange onderhandelingen verworven in 1925. Doorslaggevende argumenten daarbij waren dat de collectie niet zou worden opgedeeld en in Antwerpen in openbaar bezit zou blijven. Met onder andere een topstuk als de Rubens-tekening Hercules en de leeuw van Nemea, leverde de aankoop van deze unieke verzameling een meerwaarde op voor de collectie grafische kunst van het Museum Plantin-Moretus/Prentenkabinet. Verder werden er in 1931 op een veiling in Leipzig tekeningen gekocht uit de collectie van de Hermitage in Leningrad van onder anderen Rubens, Lucas van Uden, Joannes Fijt en Jordaens. In 1934 werden nog drie grote tekeningen van Jordaens verworven uit de Parijse collectie Rouit-Berger en daarnaast werden er ook prenten gekocht uit de verkoop van de grafische collecties van het Museum Gotha en het koningshuis van Saxen. Een ander bekend topstuk, de Rubens-tekening Hoeve te Luithagen, werd verworven uit de verkoop van de Henry Oppenheimer collectie in Londen in 1936.

De grootschalige Tentoonstelling van Teekeningen en Prenten van Antwerpse Kunstenaars, georganiseerd in de Stedelijke Feestzaal door het Comité der Antwerpse Propagandawerken in 1936, presenteerde ruim 2000 tekeningen en prenten uit het inmiddels rijke bezit van het Museum Plantin-Moretus. Het grote publiek werd bereikt en de noodzaak van een aangepaste infrastructuur voor die omvangrijke grafische collectie was bewezen. De Stad Antwerpen opteerde voor de oprichting van een autonoom Prentenkabinet aan de Vrijdagmarkt, naast het Museum Plantin-Moretus. Stadsarchitect Van Averbeke tekende de plannen van het nieuwe gebouw met bibliotheek, leeszaal, tentoonstellingsruimte en depot. Het Stedelijk Prentenkabinet werd op 11 maart 1939 plechtig geopend door burgemeester Camille Huysmans. Kunsthistoricus Ary Delen, die de collectie al jarenlang beheerde in het Museum Plantin-Moretus, werd de eerste conservator.

Het conservatorschap van Ary Delen werd evenwel overschaduwd door de Tweede Wereldoorlog. De collecties van het Stedelijk Prentenkabinet werden in de zomer van 1939 ingepakt en in veiligheid gebracht voor het dreigende oorlogsgevaar. Eerst in de kelders bij het Antwerps stadhuis, tijdens de Duitse bezetting naar het kasteel van Lavaux-Ste-Anne. Als alternatief ontwikkelde het Prentenkabinet tijdens die oorlogsjaren een dynamisch tentoonstellingsbeleid met kortlopende presentaties van modern grafisch werk van kunstenaars als Edgar Tijtgat, Edmond van Offel, Henri van Straten, Antoon Marstboom, Jaak Gorus, Jan Frans Cantré, Jos Léonard, Paul Joostens, Jos Hendrickx, Frans Dille, René de Coninck, enzovoort. Na de bevrijding volgde het transport van de collectie naar de kelders van de Nationale Bank en van de Société Générale in Brussel. Op 2 januari 1945 sloeg een V-bom in op de Vrijdagmarkt. De materiële schade aan het Museum Plantin-Moretus en het Stedelijk Prentenkabinet was enorm. Het zou tot 1949 duren vooraleer de wederopbouw voltooid was en de collecties terug veilig opgeborgen konden worden in de vernieuwde magazijnen.

In 1945 ging Ary Delen met pensioen en werd Frank Van den Wijngaert benoemd tot conservator van het Stedelijk Prentenkabinet. Hij bleef dat tot in 1959. Het statuut van de instelling veranderde evenwel vanaf 1952 toen het Stedelijk Prentenkabinet administratief verbonden werd met het Museum Plantin-Moretus dat onder leiding kwam van Leon Voet. Vanaf de jaren '50 ontwikkelde het Stedelijk Prentenkabinet zijn specifieke werking met als kerntaken het behoud en beheer van de collectie. Dit impliceert onder andere het inventariseren en catalogeren van de werken, het verwerven door aankopen en schenkingen van prenten en tekeningen, het wetenschappelijk ontsluiten en publiek toegankelijk maken van de collectie via tentoonstellingen met bijhorende catalogi, het in bruikleen geven van werken voor tentoonstellingen aan binnen -en buitenlandse musea, het organiseren van een bibliotheek -en leeszaalwerking. Leon Voet voerde een aankoopbeleid dat - in de lijn van Max Rooses - zich richtte naar vooral Antwerpse kunstenaars. Daarnaast kreeg ook de iconografie van de stad Antwerpen thematisch veel aandacht.

Sinds 1991 is het Prentenkabinet met zijn rijke collectie prenten en tekeningen, lid van het International Advisory Committee of Keepers of Public Collections of Graphic Art, een internationale organisatie die de vijftig belangrijkste prentenkabinetten ter wereld verenigt. De tweejaarlijkse congressen die het Committee in telkens een ander land organiseert, zijn vooral belangrijk voor het onderhouden van internationale contacten en het uitwisselen van expertise op het vlak van behoud en beheer in al zijn aspecten met betrekking tot specifiek de grafische kunsten. Sinds 2008 is de secretariaatszetel van deze vereniging gevestigd in het Museum Plantin-Moretus/Prentenkabinet bij Marijke Hellemans, conservator van het Prentenkabinet.

De collectie van het Prentenkabinet telt vandaag ruim 3500 oude en 18000 moderne tekeningen, naast 21000 oude en 26000 moderne prenten. Daarvan zijn 188 prenten gesigneerd door James Ensor en zijn er 13 tekeningen van zijn hand. Daarnaast is er een aanzienlijke verzameling schetsboeken, prentenboeken, prentenmappen, houtblokken en koperplaten. Het Prentenkabinet heeft ook de collectie Charles Van Herck, eigendom van de Koning Boudewijnstichting, en een reeks kunstmappen, eigendom van de Vlaamse Gemeenschap, in permanente bewaring.

Marijke Hellemans (conservator Prentenkabinet)