Deze gearchiveerde website ‘James Ensor. Een online museum.’ wordt tijdelijk niet meer geactualiseerd. Bepaalde functionaliteiten (vb. gericht zoeken in de collectie) zijn hierdoor mogelijk niet meer beschikbaar. Nieuwsupdates over James Ensor verschijnen voortaan op vlaamsekunstcollectie.be. Vragen over deze website? Neem contact op via info@vlaamsekunstcollectie.be.

Gilles en Sauvage, een raadselachtig schilderij uit 1891

In 1891 realiseerde James Ensor een werk in olieverf, zwart potlood en houtskool op een mahoniehouten paneel, getiteld Gilles en Sauvage. De afmetingen zijn 12 bij 16 cm. Het schilderij is getekend onderaan rechts en door de schilder getiteld en gedateerd op de keerzijde. (1) Omwille van de spaarzaam aangebrachte olieverf en de omtreklijnen in potlood of houtskool van de silhouetten lijkt het werk eerder op een gehoogde tekening dan op een olieverfschilderij.

Op Gilles en Sauvage staan vier figuren afgebeeld waaronder de hoofdpersonages Gilles en Sauvage. Wie zijn deze twee protagonisten? Zijn het imaginaire figuren of historische personages? Drie hypothesen kunnen worden getoetst. Een aanzet hiertoe werd gegeven in de noot bij de technische beschrijving van het werk in de door mij samengestelde oeuvrecatalogus van de schilderijen van Ensor. (2)

Eerste hypothese:

De twee personages zouden de Franse chroniqueurs Nicole Gilles (142?-1503) en Denis Sauvage (1520?-1587) kunnen zijn. Nicole Gilles was schatbewaarder van de Franse koning Karel VIII en schreef Chronique et Annales de France die waarschijnlijk voor het eerst werd uitgegeven in 1525 in Parijs. (3) Denis Sauvage was tijdens de regeerperiode van de Franse koning Hendrik II actief als historicus, vertaler, filoloog en auteur van Chronique de Flandre dat vermoedelijk voor het eerst verscheen in 1561. Voor de editie van 1553 zou Sauvage Chronique et Annales de France van Gilles hebben bijgewerkt. (4)

Tweede hypothese:

De door Ensor uitgebeelde personages zouden Pieter Gillis ("Gilles", 1486-1553) en Jean Le Sauvage ("Sauvage", ?-1518) kunnen zijn. De Antwerpenaar Pieter Gillis - eveneens gekend als Petrus Aegidius -  was humanist en vriend van Erasmus en Thomas More. Hij publiceerde in 1517 bij de befaamde drukker Dirk Martens (5) Summa Sive Argentum Legum Imperatorum waarin hij Le Sauvage beschreef als "een man van de vrede". Tijdens hetzelfde jaar verscheen van Gillis Pauli Sententiae Receptae. (6) Hij was eveneens verantwoordelijk voor de publicatie van Utopia (1516) van Thomas More. Bij aanvang van Utopia verschijnt Gillis trouwens ten tonele: hij heeft aan de voet van de kathedraal van Antwerpen een ontmoeting met de fictieve wereldreiziger Rafaël Hythlodaeus die net terug is uit Utopia. Gillis was eveneens bevriend met Quinten Metsys die voor Thomas More in 1517 een portret van hem realiseerde (samen met dat van Erasmus) als blijk van hun wederzijdse vriendschap. (7)

Na een succesvolle carrière als lid van de Raad van Vlaanderen en van de kanselarij van Brabant werd Jean Le Sauvage in 1515 als eerste en enige Vlaming benoemd tot kanselier van de Bourgondische hertog Karel, later keizer Karel V. (8) Zowel Pieter Gillis als Jean Le Sauvage vertoefden in humanistische kringen. Dat hun relatie vertrouwelijk was, getuigt een brief uit februari 1517 van Gillis aan Jean Sylvanius (Jean Le Sauvage) die afgebeeld staat op de keerzijde van het titelblad van Pauli Sententiae Receptae. (9)

Derde hypothese:

Gilles en Sauvage refereren aan figuren uit het laatmiddeleeuwse volkstheater ("cluyten"), zoals Valentijn en Ourson, de "wildeman". Deze twee personages zijn het onderwerp van een tekening van Pieter Bruegel de Oude en van een anonieme prent naar Bruegel uit 1566. De scène vindt men terug in Bruegels schilderij Het gevecht van Carnaval en Vasten (1559, Wenen, Kunsthistorisch Museum). (10) Ensor liet zich meermaals inhoudelijk en stijltechnisch inspireren door Breugel, zoals onder meer in de schilderijen De preek van Sint-Babylas (1892, huidige bewaarplaats onbekend) en De terechtstelling (1893, Hamburg, Kunsthalle, in langdurige bruikleen van Klaus Hegewisch). (11) Ook de groteske en carnavaleske figuren uit Pantagruel et Gargantua van François Rabelais kunnen Ensor hebben geïnspireerd. In zijn talrijke geschriften liet hij zich lovend uit over Bruegel en Rabelais.

De vraag waarom James Ensor dit tafereel schilderde, blijft echter onbeantwoord. Welke waren zijn bronnen? Kreeg hij informatie over "Denis" en "Sauvage" via derden? Wie zijn de twee andere figuren op het schilderij? Het personage, uiterst links in de compositie, doet denken aan een "indiaan". Het tafereel lijkt de ontmoeting tussen de volkse figuur "Gilles" en de "nobele wilde" uit te beelden.

Dat de schilder rond 1890 interesse had voor historische en legendarische onderwerpen, getuigen verschillende olieverfwerken op paneel zoals De wroeging van de menseneter op Corsica (1890/1891, privéverzameling), Auto-da-fe (of Filips II in de hel) (1891, privéverzameling) en De preek van Sint-Babylas (1892, huidige bewaarplaats onbekend), en prenten zoals Iston, Pouffamatus, Cracozie en Transmouffe, beroemde Perzische geneesheren, onderzoeken de stoelgang van Darius na de slag van Arabela (1886, Gent, Museum voor Schone Kunsten), Koningin Parysatis (1899, Gent, Museum voor Schone Kunsten) en Slag der Gulden Sporen (1895, Gent, Museum voor Schone Kunsten).

James Ensor bezat een uitgebreide en gevarieerde bibliotheek die hij gedeeltelijk had geërfd van zijn vader. Veel inspiratie putte hij uit zijn talrijke literaire, wetenschappelijke en historische boeken. Dankzij zijn vriendschap met onder meer Eugène Demolder, Théo Hannon en Ernest Rousseau kon de kunstenaar zijn intellectuele horizon verruimen en zijn kennis binnen de humane wetenschappen uitbreiden. Het is niet ondenkbaar dat hij tot de realisatie van Gilles en Sauvage werd aangezet tijdens of na een gesprek met een van de vele intellectuelen die hij in Brussel ten huize van Ernest Rousseau, rector van de Université Libre de Bruxelles, had ontmoet.

Het schilderij Gilles en Sauvage situeert zich in de reeks kleine olieverfwerken op paneel die Ensor tussen 1890 en 1895 realiseerde. Net zoals Mijnheer en Mevrouw Rousseau in gesprek met Sophie Yoteko uit 1892 (privéverzameling) gaat het om een "raadselachtig" schilderij. (12) Het lijkt er op dat Ensor tijdens deze periode plezier had in het uitbeelden van cryptische onderwerpen waarvan de betekenis niet eenduidig is.

Noten

  1. Xavier Tricot, James Ensor. Leven en werk. Oeuvrecatalogus van de schilderijen, Brussel, Mercatorfonds, 2009, p. 312, nr. 338.
  2. Ibid.
  3. In 1544 werd het werk uitgegeven door de gebroeders Les Angeliers in Parijs met als titel: Les très elegantes et copieuses annales des très preux, très nobles, très chretiens et excellents moderateurs des belliqueuses Gaules. Depuis la triste desolation de la très sainte et fameuse cite de Troie jusques au regne du très vertueux roi Francois a present regnant: compilees par feu très eloquant et noble historiographe en son vivant judiciaire et secretaire du Roi controleur de son tresor Maître Nicole Gille, jusqu'au temps du très prudent et victorieux Roi Louis douzieme. Et depuis additionnees selon les modernes historiens nouvellement revues et corrigees outre les precedentes impressions.
  4. In 1553 publiceerde Jean Macé in Parijs een geactualiseerde versie van Chronique et Annales de France met als titel: Les Annales et croniques de France, jadis composées par feu maistre Nicole Gilles, imprimées nouvellement sur la correction du signeur Denis Sauvage, et additionnées jusques à cest an mil cinq cens cinquante trois.
  5. Dirk Martens was eerst in Antwerpen en later in Leuven actief.
  6. Het is onduidelijk of Pauli Sententiae Receptae eveneens door Dirk Martens is gedrukt. Ik wil hierbij mevrouw Kathleen Leys, adjunct-conservator van het Erasmushuis in Brussel, van harte danken voor deze informatie.
  7. Zie A. De Bosque, Quinten Metsys, Brussel, Arcade, 1975, p. 378, ill. nr. 296. Voor een biografie van Pieter Gillis, zie ondermeer M. De Schepper, 'Pieter Gillis (1486-1533), Antwerpse humanist en vriend van Erasmus', in: Miscellanea Jean-Pierre Van den Branden, Erasmus ab Anderlaco, Archief- en Bibliotheekwezen van België, extra nummer 49, 1995, pp. 283-295; Joris Tulkens, De verloren droom van Pieter Gillis, Leuven, Davidsfonds, 2010.
  8. Zie Marc Boone en Maurice Vandermaesen, A l'ombre du pouvoir. Les entourages princiers au Moyen Age, Luik, Bibliothèque de la Faculté de Philosophie et Lettres de l'Université de Liège, 2003, passim.
  9. Zie A. De Bosque, op.cit.
  10. Philippe & Françoise Roberts-Jones, Pierre Bruegel l'Ancien, Parijs, Flammarion, p. 75, ill. nr. 87.
  11. Xavier Tricot, op. cit., p. 318, nr. 359 en p. 319, nr. 363.
  12. Xavier Tricot, op. cit., pp. 317-318, nr. 355. Wat de betekenis betreft van de naam "Sophie Yoteko", zie: Patrick Florizoone in de tentoonstellingscatalogus James Ensor, Frankfurt, Schirn Kunsthalle, 2005-2006, p. 222. Het is mogelijk dat Ensor eveneens refereert aan het Kaguramasker Yottoko (of Hyottoko) dat gebruikt werd in het Japanse Dengaku danstheater. Dit karaktertype fungeert er als nar.

Auteur: 
Xavier Tricot