Deze gearchiveerde website ‘James Ensor. Een online museum.’ wordt tijdelijk niet meer geactualiseerd. Bepaalde functionaliteiten (vb. gericht zoeken in de collectie) zijn hierdoor mogelijk niet meer beschikbaar. Nieuwsupdates over James Ensor verschijnen voortaan op vlaamsekunstcollectie.be. Vragen over deze website? Neem contact op via info@vlaamsekunstcollectie.be.
Het uitbeelden van personages en gebeurtenissen uit het Christendom blijft een belangrijk onderdeel van de 19de-eeuwse artistieke opleiding. Maar de religieuze schilderkunst verliest in de loop van de 19de eeuw snel aan belang en Ensor besteedt er de eerste vijf jaren van zijn carrière geen aandacht aan.
Pas nadat hij omstreeks 1885 of 1886 kennis maakt met de symbolistische voorstellingen van Odilon Redon gaat hij opnieuw en tot op hoge leeftijd, religieuze thema‟s behandelen in een 70-tal tekeningen, etsen, lithografieën en schilderijen. Hij verkiest in de eerste plaats onderwerpen waarin demonen een hoofdrol kunnen spelen, zoals diverse versies van De bekoring van Christus (1888) en Sint-Antonius of Val van de opstandige engelen (1889).
Even cruciaal voor het ontwikkelen van een nieuwe artistieke stijl zijn onderwerpen zoals Christus bedaart de storm waarvan meerdere etsen (1886, 1898) en olieverfschilderijen op doek (1891, 1906 (Gemeentelijk museum Elsene), …) worden gemaakt of Adam en Eva uit het paradijs verjaagd (1887) waarin Ensor voluit de spectaculaire mogelijkheden van het irreële uitbuit.
Van meet af aan kiest hij vaak voor een humoristische benadering. De vermenigvuldiging van de vissen (1891) en Auto-da-fe (1891) verraden antiklerikale en maatschappijkritische intenties. In de tekening Christus door de engelen beweend (1886, private collectie) en het schilderij Man van smarten (1891) vertrekt hij van een kunsthistorische persiflage. In slechts twee voorstellingen heeft Ensor zichzelf ondubbelzinnig geïdentificeerd met Christus: in een getekende Calvarie (1886) hangt zijn naam boven zijn hoofd en wordt hij in zijn zij gestoken door de kunstcriticus Fétis. Diezelfde Fétis duikt samen met de criticus Max Sulzberger opnieuw op in het schilderijtje Ecce Homo (Christus tussen de critici) (1891, private collectie). De gelaatstrekken zijn hier onmiskenbaar deze van Ensor zelf, maar in tal van Christusvoorstellingen is dat niet het geval. De gewoonte van de kunstenaar om stelselmatig Christus als alter ego te beschouwen is daarom op zijn minst problematisch.
Ensors meest ambitieuze religieuze voorstellingen zijn de vijf grote tekeningen en een schilderij die hij in 1887 tentoonstelde onder de overkoepelende titel Les auréoles du Christ ou les sensibilités de la Lumière / Visions. In De aureolen van Christus of de gevoeligheden van het licht associeert hij zes gebeurtenissen uit het leven van Christus met de expressieve kwaliteiten van het licht (vrolijk, rauw, levendig en stralend, triest en uitgeput, rustig en sereen, intens). In De intrede van Christus in Jeruzalem (1885) heeft hij net als in De intrede van Christus in Brussel in 1889 (1888-89, J. Paul Getty Museum, Los Angeles) de aanvang van het Passieverhaal gesitueerd in een moderne Europese stad, tijdens een grote optocht van volksmensen, muzikanten en carnavalsgasten. Aan de hand van portretten en opschriften verwijst Ensor in deze werken naar de politieke en maatschappelijke kwesties die zijn tijd beroeren.
Herwig Todts