Voor zijn grafiek baseerde Ensor zich doorgaans op eigen tekeningen, of ontleende hij er bepaalde motieven aan. Voor zover bekend heeft Ensor echter weinig landschappen getekend. Gezien het relatief grote aantal landschapsetsen (ongeveer 20) lijkt het er dus op alsof de kunstenaar zich meteen met de etsplaat in de natuur heeft begeven. Ensor etste enkele gezichten in het bos van Oostende en maakte een reeks polderlandschappen met dorpen, alleenstaande huisjes of molens in de omgeving van Oostende: Mariakerke, Leffinge, Slijkens en Oudenburg.
Als etser naar de natuur was Ensor vooral geboeid door de weergave van het licht in de bossen en in de poldervlakte. Hij etste met kleine, nerveuze trekken, die trillen van spanning. Zijn landschappen worden gekenmerkt door een beheerste, spaarzame schriftuur, waardoor ze een suggestieve kracht krijgen. Volgens auteur Albert Croquez, die in 1935 de etsen van Ensor catalogeerde, betreft de voorstelling een boomgaard in Oudenburg bij Oostende. Het Kunstmuseum te Düsseldorf bewaart een tekening met dezelfde voorstelling.