In de prent "Zonderlinge insecten" refereert Ensor aan een passage uit "Die Launen der Verliebten" van Henrich Heine, waarin een kever verliefd is op een vlieg. De libel links, met de kop van Mariette Rousseau kijkt in de richting van een kever met de kop van Ensor, die verlegen voor zich uit blikt. Met deze prent zinspeelt Ensor waarschijnlijk op een intieme relatie die hij met Mariette had. Haar beeltenis komt op verschillende werken samen met die van Ensor voor. Vermoedelijk lag een foto uit 1888 ten grondslag aan de prent, waarop zij samen in de tuin van het pand aan de Vautierstraat nr. 20 in Brussel poseren.
In het artikel "Ensor intime", verschenen in het tijdschrift La Plume in 1898, vertelde Blanche Rousseau, een nichtje van de familie, over een bijeenkomst ten huize van de Rousseaus, waar Ernest Rousseau junior een passage las uit Heines "Die Launen der Verliebten" in de aanwezigheid van Ensor.
Van deze drogenaald bestaan vijf staten waarin Ensor de libel onder andere van het lange achterlijf voorzag en de kever uitwerkte. Ook een tweede kever en een figuurtje in het pand rechts voegde hij toe.