Ensor publiceerde de reeks De zeven hoofdzonden in 1904 in de vorm van een album, met een voorwoord van zijn vriend Eugène Demolder. De reeks prenten werd niet in één keer gemaakt.
De ets Verpesting beneden, verpesting boven, verpesting overal is een typisch Ensoriaanse grap met mensen uit zijn directe omgeving.
Ensor was van kindsaf vertrouwd met maskers, via het souvenirwinkeltje van zijn ouders. Zelf zou hij ze naderhand ook verzamelen.
In 1887 en 1888 etste James Ensor enkele havengezichten in Nieuwpoort, maar vooral bij de havengeul in Oostende.
Voor zijn grafiek baseerde Ensor zich doorgaans op eigen tekeningen, of ontleende hij er bepaalde motieven aan. Voor zover bekend heeft Ensor echter weinig landschappen getekend.
Rond 1930 was Ensor, in het gezelschap van zijn vriend Albert Croquez, getuige van de Godelieveprocessie in Gistel.